Exact twee jaar geleden stapte ik uit het meditatiecentrum in Palghar India. Ik denk vaak terug aan de mooie dingen die ik daar heb geleerd. Een daarvan wil ik graag met je delen:
Binnen een uur na aankomst werden ons enkele basisregels van het mediteren voor de komende 12 dagen medegedeeld; niet spreken, niet lezen, niet schrijven en geen oogcontact. Iedere vorm van contact met andere leerlingen en begeleiders was verboden. Dat zou kunnen leiden tot gesprekken in het hoofd, wat ons zou kunnen afhouden van de diepe meditatie waar we in moesten komen. Dat bleek nog niet zo eenvoudig. Met de stilte had ik geen probleem, maar het afwenden van mijn blik was toch een stuk moeilijker. Ik merkte dat de andere deelnemers oogcontact met me zochten. Achteraf hoorde ik dat ze nieuwsgierig waren naar wat die enige westerling hier zocht.
We deelden een pad van 50 meter lang en 3 meter breed, wat in de praktijk betekent dat je elkaar heel vaak kruist. Om het ontwijken door te zetten, begon mijn focus zich te verplaatsen naar de palmbomen en het grindpad. Ik concentreerde me op de manier waarop mijn voeten het grind keer op keer raakte, welk geluid vrijkwam en hoe dat voelde. Doordat ik dit dagenlang volhield, raakte ik steeds meer in een soort van trance. Ik voelde een golf van rust over me heenkomen.
Wanneer je viereneenhalf uur per dag in ogenschijnlijke eenzaamheid buiten doorbrengt, zonder te lezen, schrijven of te spreken, leer je andere zaken te waarderen. De koele bries in de ochtenduren. De warmte van de zon op mijn koude gezicht. De piepende airco in de meditatieruimte. De vogels die langs vliegen en zelfs het vallen van het fruit op de grond.
Ondanks mijn waardering voor deze zaken, was mijn hoofd regelmatig in gesprek met de mensen om mij heen. Hij bleef, ondanks dat hij terrein aan het verliezen was, vechten om zich een mening te vormen over deze Indiërs. ‘Deze meneer zal wel heel arm zijn’. ‘Deze jongen moet wel een lastpak zijn’ of ‘Zou deze jongen hier zitten omdat het van zijn vader moest?’.
Het waren de percepties die mijn brein bedacht. De manier waarop ik naar de andere leerlingen keek, werd door mijn hoofd omgezet in een verhaal en tot een nieuwe waarheid verwerkt. Mijn ogen bedrogen mij. Ik zag de waarheid niet. Later vertelde die zogenaamde arme man, dat hij een succesvol bedrij had. De jongen, de lastpak, bleek heel vriendelijk en zelfs wat verlegen. En de jongen die dit van zijn vader moest doen, bleek in werkelijkheid zwaar mishandelt door zijn vader, gevlucht en was nu bezig een nieuwe bestaan op te bouwen. Achteraf bleek ik het allemaal verkeerd te hebben ingevuld.
Sinds dat moment ben ik steeds meer afstand gaan nemen van mijn meningen. Wanneer ik merk dat mijn hoofd een mening aan het vormen is, accepteer ik dat. Ik verzet mij er niet tegen en belicht in stilte de andere kant van de mening. Dat begint dan met ‘misschien heeft hij wel…’ of ‘misschien is ze wel…’. Daardoor geef ik mijn perceptie minder ruimte om zich te ontwikkelen en het vriendelijke in mij juist de ruimte om te groeien. Hierdoor voel ik rust en vrede. Deze andere manier van ‘zien’ heeft ervoor gezorgd dat ik mij gelukkiger ben gaan voelen.
Wanneer we op zoek gaan naar geluk denken we vaak dat we meer moeten vergaren of voelen om ons gelukkiger te voelen. Wat we veelal vergeten is dat we niet meer nodig hebben dan een verhoogde concentratie op wat belangrijk is in ons leven. Een andere manier van ‘zien is een van de zaken waaraan je kunt werken om je gelukkiger te voelen. Hoe je dat voor elkaar kunt krijgen, leg ik je graag persoonlijk uit.
Mangalho
Edwin
foto: genomen in Palghar meditatiecentrum